Om half negen komt hij naar me toe. ‘Er staat een vrachtauto klaar. Jij mag in de cabine. Het kost 300 dalassi (9 euro). Goed?’ Ik loop mee. ‘Waar is het geld? Dank je. Ik zorg voor de betaling. Snel, want dadelijk komen al die anderen die mee willen. Zet je bagage neer en ga zitten.’ Gaan zitten? Ik zou in de cabine mee mogen. ‘Nee, er is geen plaats meer, hoor ik nu.’ Ik ga op het reservewiel zitten in de laadbak, tegen de achterkant van de cabine.